Python basis

Functions

Met functies kun je stukken code schrijven die je vaker nodig hebt. In plaats van iedere keer dezelfde code in te typen, kun je een functie definiëren en aanroepen op het moment dat je de code nodig hebt. Hieronder een voorbeeld van een simpele functie

# functie definiëren
def groet_gebruiker():
print("Hallo beste gebruiker, leuk dat je er bent")

# functie aanroepen
groet_gebruiker()

# output
Hallo beste gebruiker, leuk dat je er bent

Met 'def' geef je aan dat je een functie wil definiëren. De code die ingesprongen is, hoort bij de functie. Iedere keer als de functie groet_gebruiker() wordt aangeroepen, zoals in de regels onder de functie, wordt die code uitgevoerd.

Informatie doorgeven aan een functie

Natuurlijk is bovenstaand voorbeeld nog niet zo nuttig. Maar stel je voor dat je iedere gebruiker die inlogt wil begroeten met een persoonlijke groet. Dat kan met onderstaande functie...

def groet_gebruiker(naam):
print(f"Hallo beste {naam}, leuk dat je er bent")

# functie aanroepen
groet_gebruiker('Kees')

# output
Hallo beste Kees, leuk dat je er bent

Positional arguments

Bovenstaande functie groet_gebruiker(naam) accepteert 1 argument. Je kunt meerdere argumenten meegeven aan een functie. We kunnen de functie uitbreiden met een voornaam en een achternaam. Python weet niets van voornamen en achternamen, dus je kunt de voor- en achternaam met elkaar verwisselen als je ze in de verkeerde volgorde doorgeeft. De positie van de argumenten is dus bepalend.

def groet_gebruiker(voornaam, achternaam):
print(f"Hallo beste {voornaam} {achternaam}, leuk dat je er bent")

# functie aanroepen
groet_gebruiker('van der Broek', 'Kees')

# output
Hallo beste van der Broek Kees, leuk dat je er bent

Named arguments

Je kunt python ook forceren om te letten op de namen van de variabelen, zodat je zeker weet dat alles in de juiste volgorde wordt geprint.

def groet_gebruiker(voornaam, achternaam):
print(f"Hallo beste {voornaam} {achternaam}, leuk dat je er bent")

# functie aanroepen
groet_gebruiker(achternaam='van der Broek', voornaam='Kees')

# output
Hallo beste Kees van der Broek, leuk dat je er bent

Default waarden invullen

Als een functie 2 argumenten accepteert, maar je weet er maar 1 dan kun je het 2e argument een default waarde aan laten nemen....

def groet_gebruiker(voornaam, achternaam=""):
print(f"Hallo beste {voornaam} {achternaam}, leuk dat je er bent")

# functie aanroepen
groet_gebruiker('Kees')

# output
Hallo beste Kees , leuk dat je er bent

De achternaam blijft leeg, omdat dat de default waarde is. Er blijft wel een spatie staan, dat komt omdat tussen voornaam en achternaam een spatie staat. Zonder default waarde voor achternaam, kun je niet een argument weglaten. Als je dat doet krijg je een foutmelding...

def groet_gebruiker(voornaam, achternaam=):
print(f"Hallo beste {voornaam} {achternaam}, leuk dat je er bent")

# functie aanroepen
groet_gebruiker('Kees')

# output
TypeError: groet_gebruiker() missing 1 required positional argument: 'achternaam'

Return waarde

Een functie kan in plaats van iets te printen ook een waarde teruggeven. Als we bovenstaande functie ombouwen met een return-waarde dan ziet dat er zo uit.

def groet_gebruiker(voornaam, achternaam=):
return f"Hallo beste {voornaam} {achternaam}, leuk dat je er bent"

# functie aanroepen
datum = "Het is vandaag 27 januari."
groet = groet_gebruiker('Kees', 'Jansen')
print(f"{datum} {groet}")

# output
Het is vandaag 27 januari. Hallo beste Kees Jansen, leuk dat je er bent

Je ziet dat je nu de return-waarde van de functie ergens in je programma kunt hergebruiken.